een twee powezie
  • een twee gedichten
  • 1P2
  • Brandpunt
  • PROJECTEN
  • ARCHIEF
  • Kopij
  • D&F
  • 1 2 WIE?
Foto
#849

Buiten blaft de hond. Hij weet waarop hij wacht

en wat niet komt. Vroeg of laat wordt hij gek.



(Edward Hoornaert)



#848

Ik blaas een ring rond je vinger zoals rond Saturnus

door stof verbonden blijven lichamen in evenwicht



(Luc C. Martens)



#847


een glas kan de reflectie van alles bevatten

ons opzetten tegen het zwart



(Kamiel Choi)



#846


beladen met jaren herkauwt ze verveling

vult ze uren tot de rand



(Steven Van Der Heyden)



#845

Vrees

​
Beter het verlies voor te zijn, denk je dan

en duwt je kindertong tegen de wiebelende noodlotstand.



(Vincent Van Gelder)



#844

een blaas laat een luchtvogel trippen

ik leef stil met mijn fonkel in het café



(Bert Struyvé)



#843


de berg die zich terugtrekt in de stilte van de mist
​

de broze tred van uitvertelde wandelaars


(Edward Hoornaert)




#842

tussen brokstukken een eclipsbril, een entertouw, 

we spannen de rug, klimmen uit onze vooroordelen



(Luc C. Martens) 



#841


In een zee van stemmen lijden we schipbreuk

zoeken we vrijheid achter maskers



(Steven Van Der Heyden)



#840


slaap: het openbaar vervoer

droom: de rebus die je mist



(Vincent Van Gelder)


​
#839


golven bewaren mijn woorden in wulken en venusschelpen,

meeuwen pulken, schreeuwen een nieuw gedicht 


(Luc C. Martens)



#838

Ik haal mijn ogen open aan de tijd

de wond heelt snel en traag tegelijk



(Karen Goethals)



#837

een bibliotheekbus brengt het genot

dus zelfs tot bij mijn buren



(Hilde Keteleer)


​
#836


'Je pakket is bezorgd,' leest het bericht.

'Waarover?' vraag ik me af.



(Vincent Van Gelder)



#835


de zon zet als signaal zout af in de open wond van elke groef

bij hoogmoed egaliseert de zee hardleersheid zonder pleister


(Bert Struyvé)



#834

je blijft bedrieglijk zonder vorm, onafgewerkt

zoveel breken op een vel verzoekt tot strelen


(Lisette Waterschoot)



#833

Terminus

​
De schok van ontkoppeling schudt me wakker. Een droom valt aan diggelen

op de vloer van onze nachtcoupé. Alle wissels ten spijt eindigt hier de rit.



(Vincent Van Gelder)



#832


ze woont verweesd achter zijn ribben 

eet van zijn hart als een gekooide aap


(Wim Vandeleene)



#831

het zand is net als vroeger met golfjes als pratende monden
 
opgedroogd liggen de woorden voor het oprapen, zomaar


(Riet van Schie)


​
#830

in een bibliotheek vol tweede kansen

is mijn mond een leeggeroofde lade


(Steven Van Der Heyden)


​
#829

haar gezicht slaapt, een stenen tafel 

waarin haar zachte trekken zijn gebeiteld


(Wim Vandeleene)


​
#828

Ombra mai fu

​
In de zomerzon dansen wilde bloemen als sjamanen om ons heen. 

Ik omhels de kersenboom waarin je vredig verder leeft. 



(Vincent Van Gelder)
​


#827

Op het keerpunt van seizoenen,

de handen die mij verder dragen


(Luc C. Martens)



#826

op het parket de schimmelafdruk van de matras

waarop wij openbloeiden, blind de armen naar elkaar uitstrekten


(Edward Hoornaert)



#825

Geen woorden 


Laat ons uit vrede een vuist maken, 

het vlies van de oorlogstrommel doorboren. 


(Vincent Van Gelder)



#824

Het klif gaapt je laatste perspectief, golven breken

je stem. Het was wachten op de dag zonder horizon.


(Antony Samson)



#823

we enten nieuw talent in onze genen

overleven onze beste bedoelingen


(Steven Van Der Heyden)



#822

Stof


Angst, een stropdas om jouw hals — Je naait zakken aan het doodshemd en bezweert;

Tot de nachtzijde rafelt aan de randen en de ochtend zich voor het laatst heeft aangekleed.



(Vincent Van Gelder)


#821

al ruziënd zochten ze de waarheid die eerst nog in het midden lag

daarna plots niet meer te vinden was



(Edward Hoornaert)



#820


in het late glanzen verhult een lange schaduw

voetstappen en misstappen


(Monique Bol)



#819

​hoe de mens zijn scheve schaats op de plaat grijs draait 

terwijl het ijs op de aardbol een oplichtende exit zoekt



(Bert Struyvé)



#818

niet de windhoos maar de parelende regen drijft ons naar binnen

in de stille voortgang van het raamtheater verdampt het vergezicht



(Edward Hoornaert)



#817

Dwarrelwind


Ik schrijf de natuur en soms schrijft ze terug –

Een vijgenblad valt als een postkaart in de bus.


(Vincent Van Gelder)



#816

liever de hummel die zich op de borst trommelt

dan een titaan die boven zijn schoenen zweeft



(Wim Vandeleene)



#815

Verschillen als in een omgekeerde overeenkomst,

een gelijkenis die we nog niet herkennen


(Laura Van Meijeren)



#814

treinsporen kruisen onbekende levens

een beweeglijk netwerk van mogelijkheden


(Steven Van Der Heyden)


​
#813


de valse profeet gelooft dat zijn verzinsels bestaan,

ook buiten zijn schedel, boven alle twijfel verheven


(Wim Vandeleene)



#812

Mijn oma zegt regelmatig dat je het leven kunt vergelijken met een reis

in de schemering, het gezin een houvast is waar je nooit helemaal grip op krijgt



(Laura Van Meijeren)



#811

Zonnewaan
​

Als ringloze planeten draaien geliefden om hun as. Moedervlekken leggen

vreemde sterrenbeelden bloot – een maan gluurt afgunstig en wacht.



(Vincent Van Gelder)



#810

Het genadeschot kwam uit jouw mond.

Maar als bij wonder bleef ik leven.



(Ann Dewulf)



#809

in een gezin met verborgen gebreken

houden we ons vast aan wat niet wordt gezegd


(Steven Van Der Heyden)



#808

Op een dag waad je borsthoog door de nacht.

Zwarte merries draven naar de oevers van je slaap.



(Antony Samson)



#807

ze trekt de nacht aan, in het sleepnet van haar dromen

de bodemprijs van haar lichaam


(Steven Van Der Heyden)


​
#806

Geleende tijd


'Alweer een dag gewedijverd met de doden.' Hij stapt weg

van het graf dat zijn naam draagt, verdwijnt zieltogend in het koren.


(Vincent Van Gelder)



#805

Trappen graven het donker uit, zoeken ondergronds een weg naar het spoor.

De stad slaapt. Een kind droomt hoe de metro overvliegt.


(Edward Hoornaert)



#804

een trein schuift het station in, schudt reizigers uit

slachtoffers van een lange dag


(Steven Van Der Heyden)


​
#803

Niets is pijnlijker dan dit: schrijvend

reflecteren op de functie van het wit.


(Paul Bezembinder)



#802

ze kan niet meer dragen dan haar schaduw

leeg zijn is een vorm van bestaan

​

(Elle Werners)



#801

de man in viruswetsuit houdt in de verlaten branding

een scheermes als mobieltje tegen zijn oor en luistert 
​

(Bert Struyvé)



#800

Bardo


Je zag meer: troost in het machteloze; nerven in het 

vallend blad dat nooit een koers hoeft te kiezen.

​
(Vincent Van Gelder)


​
#799

de dagen hebben hun vaste gezichten

en het nieuws dat de afstand moet overbruggen


(Steven Van Der Heyden)



#798

later – wanneer de ent permanent wordt,

maken onze bladeren hun signatuur leesbaar


(Sascha Beernaert)



#797

postuum kreeg de arbeider een erkenning van chronisch zieke 

takken van asbest tekenen een boog over de betonnen bubbel 



(Rita Van Hauwermeiren)


​
#796

In de leegte tussen zijn lippen

huist een weg zonder einde



(Karen Goethals)



#795

in de koele lucht wacht een ademlaatste

wanneer stille longen zich neigen over de grijze stad


(Kamiel Choi)



#794

het licht gaat op zijn achterste poten staan 
– wij blijven onbeweeglijk

​stilliggen, dragen de nacht in ons als een gouden woestijn



(Edward Hoornaert)



#793

Altijd de zon die de dingen groter maakt,

de schaduwen langer dan de winter.


(Hans Hanssens)

​

#792

een vergeeld portret lijst een gezin in,

een kleine klas, van voor de kernoorlog


(Wim Vandeleene)

​

#791

Hikikomori


De mondige winter wringt zich in een naad, scheert langs in dertig tongen.

Hier wacht een bevend kind: tussen vier muren die geen kamer vormen.



(Vincent Van Gelder)



#790

een stille groene navel in het stadsgeweld

hoog in de lucht zweeft een buizerd


(Elle Werners)



#789

samen, vanop het eiland van ons bed een uur genieten

van het uitzicht op gordijnen en een kier in de muur


(Wim Vandeleene)



#788

de triomf van de hoogvlieger op het werk

valt hard, de bijwerking van het herhaalrecept 


(Bert Struyvé)

​

#787


tot zij beseft: een deur is meer gat dan houvast

zich door de strakke horizon naar buiten laat vallen


(Edward Hoornaert)



#786

een ochtend waar niemand om geeft, een man vult

de raamopening, 
bewaart seizoenen achter dun glas


(Steven Van Der Heyden)



#785

jij moet mijn onbekende eindbestemming zijn


zoiets als samen de tijd doden voor hij is aangebroken


(Antony Samson)



#784

hobbelen over een pad tussen schaduw en licht

de afslag die volgt maakt helder of duister


(Hans Van Miegelbeek)


​
#783

Baboesjka


Voor de leek is zij een kromme spijker; verroest, alleen.

Maar Hamertje Dood weet: ze houdt het hele huis bijeen. 



(Vincent Van Gelder)



#782

wij zijn niet-communicerende vaten waartussen toekomst sijpelt

vormen een microkosmos in rep en roer


(Steven Van Der Heyden)



#781

Wat verklaart waarom een tunnel warmte naar buiten sleept

verklaart daarom nog niet waarom we eenzaam zijn
.


(Truus Roeygens)



#780

ze horen bij verloren, woorden die we leerden voor later

vandaag lezen we wat we al wisten


(Steven Van Der Heyden)


​
#779


zoals een kat de nacht als één groot kruispunt zien
 
en dat in alle mogelijke richtingen oversteken

​
(Edward Hoornaert)



#778

je vinger achter stijgend water krijgen

werkt als kralen rijgen zonder knoop 


(Bert Struyvé)

​

#777


Spiegel

​

De helblauwe golfbreker rijst weer zachtjes op

uit het lachende strand van haar voorhoofd; betovert mij.


(Vincent Van Gelder)



#776

we herkennen de lucht uit eerdere valpartijen

ademen sporen die ouders in ons achterlaten


(Steven Van Der Heyden)


​
#775

Bars


Woorden die banden net niet doorsnijden.

Des te harder houdt liefde haar slager op afstand.


(Lindah Nyirenda)



#774

de zee ziet ons verlangen om zij aan zij te stromen

terwijl we afgesneden wachten achter gewapend glas



(Nellie Meijnikman)



#773

met een loep in de hand richt ik de zon op de foto 

van een gekke president, tot zijn grijns opbrandt. 


​
(Wim Vandeleene)



#772

Eerst scheppen we een kuil om veiligheid te creëren  
                           
van het zand dat loskomt kunnen we een muur bouwen


(Riet van Schie)


​
#771


Ik hou ervan om naar afstanden te luisteren

het oog eerder bang om te verdwijnen in wat het nooit eerder zag


(Steven Van Der Heyden)

​


#770

Als kind geloofde ik

​
Als kind geloofde ik dat spoken echt bestonden. Nu weet ik zeker:

Ze bestaan, dringen zich slag om slinger aan mij op in tal van vormen.


(Vincent Van Gelder)



#769

de zon bloost avondrood met de onschuld 

van een monnik die in een kleine zonde ondergaat


(Wim Vandeleene)


​
#768


ik snuif de geur van gesmolten hoop

onverzadigd bloeden doe ik hoe dan ook


(Kim Hoste)



#766

vliegtuigen trekken strepen door de rekening van het klimaat

stranden wachten, het schuim op de lippen



(Antony Samson)


​
#765

vrijheid wacht op het eind

waar de kooi in een punt verdwijnt


(Luc Lavaert)



#764

het water legt zijn kletterende messen neer, vloeit naar zijn

schoot terug – de bodem van de uitgeweken bedding breekt


(Edward Hoornaert)



#763

ik stap alleen en voluit door het leven

als ik van bij het begin het einde zie



(Lisette Waterschoot)



#762

schaduwlongen haasten zich als vanouds in de fuik

nu samen een enkele reis naar de witte vlek die groeit


(Bert Struyvé)



#761

achter het vacuüm van de hoop leeft de kamer waar je

het gezicht van een voorbije mensheid kan aanraken



(Sascha Beernaert)



#760

hoe we onze vleugelslag aanpassen aan elkaar

sierlijk onze val voor we te pletter slaan



(Steven Van Der Heyden)


​
#759

verlaten door nieuwe wegen stopt het verkeer

onze brug trotseert de zure regen, doorstaat de test der tijd


(Timur Batukayev)



#758

Zoontje Ongeregeld 

Niets schreeuwt zo luid als de spijt van het roepen. 



(Kevin Remmery)



#757

voel je niet gekooid dol maar door

ook de dwangbuis kent geen dwaalspoor


(Luc Lavaert)



#756

Het is goed onderweg te zijn

met twee, in een trage zelf gekozen tijd.


(Hans Hanssens)


​
#755


doordichten tot je de bodem bereikt

onder je voeten knispert het papier


(Luc Lavaert)



#754

we moeten een cirkel op waarde willen breken

bewegen we mee of bewegen we niet, het punt is hetzelfde  



(Bert Struyvé)



#753

Ook straten dragen nerven die de stad blootleggen

in hun aan- en afvoer van willekeurige en ongenode gasten 


(Edward Hoornaert)



#752

liefde is beweging, ze zwemt

voorbij in mensen met een bestemming



(Steven Van Der Heyden)

​


#751

ik vroeg de dichteres naar de zin van het leven

er vielen witregels uit haar mond


(Antony Samson)



#750

velen dromen over het uitscheppen van een mond vol zand

van een ander, de voedingsbodem stuift dichtbij verder 


(Bert Struyvé)



#749

Toen het nog sneeuwde


Vroeger, toen het nog sneeuwde en er van de sneeuw

nog iets te maken viel. Nu regent het alleen nog.


(Vincent Van Gelder)



#748

In een boomgaard kan ouderdom nog steeds vruchten dragen

zoals dagen kunnen leunen tegen wankele steigers


(Steven Van Der Heyden)

​

#747

het zieke hoofd is als een dier dat doolt, ten prooi valt

aan de lokroep van de verte, daar geluidloos sterft om eigen as


(Edward Hoornaert)

​

#746

soms zou je de taal willen herleiden tot zeven woorden

een spel van aap noot vis in een prentenboek


(Wim Vandeleene)



#745

Na de vloed zwijgt het drijfzand als een gesloten boek

duinen roddelen over verloren liefdes


(Luc C. Martens)


​
#744

de zon snijdt zich aan horizon

de zee stelpt het avondrood


(Luc Lavaert)


​
#743

we schikken onze vergissingen, bouwen ze om

tot twijfel, smeekbede tot een lege stoel


(Steven Van Der Heyden)


​
#742

macht deelt oogkleppen uit

pakt uit met panorama


(Wim Vandeleene)


​
#741

Het gras schaamt zicht rost omdat het geen punt kan zetten

achter een lange zin die ooit begon met  - Lente


(Anne Cockaerts)


​
#740

Haar plafonnière meet zich in het strijk-

licht van de maan een schijngestalte aan.



(Paul Bezembinder)


​
#739

Gisteren begon ik met het afschuren van oude bergen

de kansen die ze mijn handen gaven


(Steven Van Der Heyden)



#738

als de dood ongelukkig door de wijk wandelt

is het carnaval of een aangelijnde vechthond 



(Bert Struyvé)

​

#737

wolken vormen een vuist, bomen knikken de schors van hun ziel

hier laten wij de sleur uit onze haren waaien


(Antony Samson)


​
#736

Op het koord van onzekerheid dansen wij,

één in elkaars balans.


(Timur Batukayev)

​

#735


In het blauw van de ochtend willen we vergeten

windmolens malen zacht de verkeerde woorden van de nacht


(Luc C. Martens)


​
#734

er is geen stap die dichterbij komt dan de stap die op je voeten wacht

wat ergens heen kan gaan staat in zijn oorsprong stil



(Edward Hoornaert)


​
#733

Rijtoer


zo buigt men de dagen

passeert men in bochten tot de tijd zich parkeert


(Dinie Sophie Fintelman)



#732

Vanop de flank van een rivier loopt een schreeuw het water in

het gebergte bewaart zijn blik


(Steven Van Der Heyden)



#731

stabiliteit is een verzinsel van bouwpromotoren

met een beperkt begrip van tijd



(Tania Verhelst)



#730

taal past me als een strakke handschoen, verwarmt mijn gebaren,

vervangt dingen door woorden. wat ik in de mond neem herkauw ik.


(Wim Vandeleene)


​
#729

Als kind speelde ik Miles Davis.

Ik was een Kind of Blue.



(Jelmer van Lenteren)


​
#728

wij bereikten de hemel en kijk

daar ligt mijn uitwaaierende weg bij de jouwe


(Ingrid Strobbe)



#727

hoe we triviale denkpistes tot vluchtwegen maken

dan nog blijft de gedachte onoverbrugbaar


(Sascha Beernaert)



#726

onze bewegingen worden tweedehands

uit de lakens scheurt traag ons nest


(Steven Van Der Heyden)


​
#725

Een landschap diep verzonken onder je eigen bodem

hindert niet. Je moest maar eens opstaan.


(Edward Hoornaert)


​
#724

de taal smeden is een vorm van koken

een foute dosis bederft de boodschap


(Wim Vandeleene)



#723

muren ademen vergane glorie

in de voegen bouwen mieren een stad


(Anne Cockaerts)


​
#722

Ik bouw dijken tegen een wereld die op me jaagt,

zo word ik de haven die af en toe wordt aangedaan.


(Steven Van Der Heyden)


​
#721

niet in elke deuropening staat een vrouw

achter elke deur slingert een klepel het leven in balans



(Luc C. Martens)

​

#720

Luit 


zullen we snaren spannen over mijn volle lengte? 

het vlees wegschrapen, de rug hol maken en dan wachten op een strijkstok


(Tania Verhelst)



#719

laten we adem geven aan de vissen die de visser op het droge haalt

laten we dansers zijn op strakgespannen koorden



(Koen Snyers)



#718

Als een rat beweegt hij zich langs muren voort,

honden horen zijn angst.



(Astrid Arns)



#717

de stenen slaan hoeken in het water, scherpe kantjes 

verdwijnen als de gelederen zich sluiten



(Bert Struyvé)



#716

boven op de berg sterven standpunten uit

verdampen gedachten als vliegtuigstrepen


(Ann Van Dessel)


​
#715

de wolk waarin de vogels nest hadden gevonden

drijft nu zijn boze geesten uit, jaagt bliksems uit hun veren


(Edward Hoornaert)



#714

het verleden, een bliksemflits die het donker splijt in dromen

als eilanden waar de goden janken


(Steven Van Der Heyden)



#713

Geboren om rondjes te lopen, komen we

na vier lange seizoenen in de laatste rechte lijn


(Luc C. Martens)



#712

geluk schiet op uit de tuin, het heeft haast

iets van een vallende ster



(Ann Van Dessel)



#711

te vlug, als een golf, een slag van zee om lucht

geef ik mij dit leven, om iemand, inniger dan zichzelf



(Hans Hanssens)



#710

de kantlijn van het woordenboek is geen grens

maar vloeit uit in de marge, het aquarel van een kind



(Wim Vandeleene)

​


#709

Als een vis schrijft hij zijn schaduw op het water

valt aan het oppervlak in schubben weer uiteen


(Edward Hoornaert)



#708

Learning how to crasch*


het is niet omdat onze auto een stem heeft met een vlekkeloos accent

dat wij niet kunnen slippen



(Tania Verhelst)

* Dit puntdicht is geïnspireerd op de controversiële theatervoorstelling van Benny Claessens: Learning how to walk. In tegenstelling tot het stuk, loopt het puntdicht slecht af, tenminste: toch voor wie blijft zitten.




#707

de wolf als impresario doolt in de schaduw van rozen

als opmaat zijn strijkstok in de brede klauw geklemd 



(Bert Struyvé)



#706

een tankpistool als vogelkop,

de schaduw is zo dom nog niet


(Leen Pil)



#705

de mens kan in een volière gaan wonen; als vissen, altijd binnen zijn

of hij kan, via een zilvergesplinterd trapje, zo in wat kunstlicht herleven


(Truus Roeygens)

​


#704

niet de taal van wie groot nieuws put uit kleine belangen

maar de taal van wie een oor zoekt, een schelp in veel zand


(Wim Vandeleene)



#703

woorden vallen als druppels speeksel uit de kleine mensen in de verte

straks klatert het klappen over de stoelen, en spoelt alle maskers weg


(Hester van Beers)



#702

We leven in de aandacht van anderen

de uitgestalde bagage van een bestaan



(Steven Van Der Heyden)



#701

geen wolk die zich aan de hemel vasthecht, het zijn slechts

randfiguren van een wereld die niet overdrijft



(Edward Hoornaert)

​
#700

toen werd ik een kind

en was zelfmoord als ongemerkt weglopen van huis



(Tom Driesen)



#699

rond legt de tijd in een klok

vierkant scheurt een dag uit papier


(Tania Verhelst)



#698

Straks breken tongen op verzwegen woorden,

onrust als een slang tussen ons in.



(Astrid Arns)



#697

tijd loopt zich voortdurend voor de voeten

men vergat een kuil te graven voor de koekoek


(Luc Lavaert)



#696

we houden vast aan wat we niet meer hebben

terwijl de wereld voor ons dichtsneeuwt



(Edward Hoornaert)


​
#695

Hij is zoals een visser die de kust verlaat.

Bij iedere stap wordt de nacht groter.



(Astrid Arns)



​#694

in de stegen vergeet het plein de nacht en bier zijn evenwicht

de coulissen als helden of de ratten zonder sluitspier


(Bert Struyvé) 



​#693

zomer knoopt haar rokken los

alles is voorspel verzucht winter



(Luc Lavaert)



#692

Vlucht

​
Iemand heeft achter onze rug de weg opgerold

voor ons de dromen onder duizend voeten uitgespreid



(Steven Van Der Heyden)



#691

in de herfst werpen bomen hun vruchten af als onvoorspelbare moeders

sommige meisjes benijden hen voor het verlies aan gewicht



(Tania Verhelst)

​


#690

als elke medaille twee kanten heeft, draai je ze best eens om

zelfs zuster zon schept schaduw met vingers van licht



(Marieke Maerevoet)



#689

de navelstreng ingeplugd in het wereldwijde web

een podiumplaats die eenzaamheid enkel krom trekt

                                                                   
                                                                   
(Linda De Bie)



#688

de slimme krijger doodt eerst het geluid

over een stille overwinning valt niets te zeggen



(Sascha Beernaert)



#687

Cirkels


Nietszeggend lopen we door elkaar, niet meer in staat

het glas naar zijn oorsprong te smelten



(Stijn Viaene)



#686

waarmee het opstaan kan beginnen, het snijvlak

uitvergroot: de dag die aan je pols moet worden vastgelegd



(Edward Hoornaert)



#685

al hou je van dieptezicht, bouw je huis 

ver van de afgrond. de kloof hoest gruis op



(Wim Vandeleene)


​
#684


het raam is een schuilplaats voor muren die duren
​
het uitzicht een uitgewoond verlangen naar nergens



(Luc Lavaert)


​

SEPTEMBER 2017


het raam is een schuilplaats voor muren die duren
het uitzicht een uitgewoond verlangen naar nergens

​
(Luc Lavaert)



Cirkels

Nietszeggend lopen we door elkaar, niet meer in staat
het glas naar zijn oorsprong te smelten


(Stijn Viaene)


​
​In kathedralen onder de grond zit de zon opgesloten 
​Gerookte vissen aan sleutelhangers
​
                                     
(Truus Roeygens)
​
​

waarmee het opstaan kan beginnen, het snijvlak
uitvergroot: de dag die aan je pols moet worden vastgelegd


(Edward Hoornaert)


​
De giraf liet het hoofd hangen
bovenop een ladder, duwde ik de wereld dan maar weer in elkaar


(Stijn Viaene)



slechts als de weegschaal balans trotseert
beweegt ze weer


(Marieke Maerevoet)



​
​
al hou je van dieptezicht, bouw je huis 
ver van de afgrond. de kloof hoest gruis op.

​
(Wim Vandeleene)



​
Schrift

het vergeeld papier dat rechtop staat in zijn doodsbed
zich uitwoont in mijn naam


(Edward Hoornaert)


​
​de slimme krijger doodt eerst het geluid
over een stille overwinning valt niets te zeggen


(Sascha Beernaert)


​
de navelstreng ingeplugd in het wereldwijde web
een podiumplaats die eenzaamheid enkel krom trekt


(Linda De Bie)
​


ze vraagt zich af hoe vaak ze in spiegels bestaat
hoe weinig in wij


(Steven Van Der Heyden)
​

​
ook zee is een steppe
in een muterend land


(Leen Pil)

AUGUSTUS 2017


men onderzoekt de rat alsof hij vol gevaarlijke dingen zit
altijd komen ze bij de mens uit

​
(Truus Roeygens)



soms eet ik met de lepel waar ik dode vogels mee begraaf
mijn aardappels smaken hetzelfde als normaal


(Merel van Slobbe)


​
je zegt dat ik moet oppassen met ademhalen 
herinneringen nemen de vorm van je omtrek aan

​
(Merel van Slobbe)
​
​

het oog dat straks wordt volgezwommen draagt
zijn navel strakgespannen, werpt de moederzee een handkus toe


(Edward Hoornaert)


​
tot gauw, zeggen we, omdat later 
te veel stappen verder in de tijd is


(Koen Snyers)



Wie weet hoe leeg de hemel is
​valt met de nukken van de wind.


(Steven Van Der Heyden)

in de tuin van onze angst moeten we het gras maaien
onkruid wieden, snoeien, een klem zetten tegen de mol

​

(Wim Vandeleene)



zoals ze de glazen vult, zo bloeit ze zelf
rekt haar hals naar daar waar het licht


(Stijn Viaene)


​
​de boom het hoogste punt waarheen het landschap waait
waarrond de blauwe lucht zich beeldhouwt


(Edward Hoornaert)


​
Hij ademt wespen uit de lucht
zoekt op de tram een knipoog voor zijn wonden


(Stijn Viaene)
​


het wolkendek dat nonchalant over de tent hangt
vindt je voeten middendoor - ze tasten vleesloos in het wit


(Edward Hoornaert)
​

​
In de handen van de ruimtevaarder 
maakt een dobbelsteen zelden het verschil


(Stijn Viaene)





JULI 2017


ik heb vlekken kauwgum geteld op de straat voor mijn huis
een landkaart van alle plekken waar de smaak ooit verdween

​
(Merel van Slobbe)



We draaiden elke steen vier keer om
beseften niet dat hij dan terug in zijn oorsprong lag.


(Linda De Bie)


​
op een dag zal ik naar de pleister op je knie wijzen 
vertellen van de keer dat je over de rand van je eigen silhouet heen viel

​
(Merel van Slobbe)
​
​

omdat ik sluip als een slak zonder huis, kruip als een kei zonder kont
moet ik springen


(Luc Lavaert)


​
het oog heeft zich vergist. de vogel neemt zijn rust 
niet in de lucht, zoekt geen raam om dwars doorheen te vliegen


(Edward Hoornaert)



Wind strooit muziek in stille stegen
de avond laat zich zien in kleine en omzichtige gebaren.


(Steven Van Der Heyden)

week worden de dagen
onder de almanak een plas van jaren

​

(Sascha Beernaert)



Tekentafels kleden mensen uit tot materie,
buiten verdwijnen ze verdwaasd tussen betonchicanes


(Bert Struyvé)


​
​voor ik blind mijn neus breek op de muur 
moeten mijn ogen aan haar licht wennen


(Wim Vandeleene)


​
de stad verbergt zich van ellende onder water
​een duiker laat zich achterovervallen vanop zijn diepzeeblauw balkon


(Edward Hoornaert)
​


onder de spiegelende zee ben ik
een vis in hoekig water


(Hester van Beers)
​

​
in de leer bij de zon 
herhaalt zich het donker


(Truus Roeygens)





JUNI 2017


iemand tikt de grens aan en verdwijnt
leert zwemmen in de schaduw van het doodshek

​
(Edward Hoornaert)



Je bestemming najagen kan met pijl en boog dwars door de wildernis
of met het geduld van een hengelaar aan een overzichtelijke oever.


(Linda De Bie)


​
Aan de rand van het grote gat staan gebouwen tegenover elkaar
Bij wijze van troost valt de regen

​
(Truus Roeygens)
​
​

maagdelijkheid zit in de schreeuw
verloren voor zij die doorslikken


(Sascha Beernaert)


​
naalden dalen in de groef. oude platen blijven draaien.
krassen in het vinyl maken meer ruis dan muziek.


(Wim Vandeleene)



hoe je in een stenen album wordt vereeuwigd en
gelet op de termijn als onbekende wordt bijeen geraapt


(Bert Struyvé)

als de tijd zich dood loopt ben je voor nooit
en nooit meer bang

​

(Aly Freije)



alles valt te redden, behalve slechte timing
en het raam waarin je uitzicht niet meer past


(Luc Lavaert)


​
​de binnenkant van mijn schedel staat vol graffiti
buiten klinken slechts de kreten van vandalen


(Hester van Beers)


​
het gat waarin de sleutel rondtast veel te groot
de leegte die zich krom lacht achter gesloten deuren


(Edward Hoornaert)
​


Vuur is alles, alles is vuur. Wij zijn
de plukjes takkenbos, ruik je de brandlucht al?


(Dirk Vekemans)
​

​
wat ik bijeen haal kleef ik als een puzzel op de wand
de flarden en snippers die je over mij uitstortte


(Wim Vandeleene)





MEI 2017


mijn blikveld is kleiner dan de halve cirkel
maar de film blijft lopen. het scherm is om ons.

​
(Wim Vandeleene)



We duwden de liefde in de hoek
alleen zo bleef er plaats over om te dansen


(Stijn Viaene)


​
wat me omgeeft is een vloed die ik niet beheers.
bij eb verberg ik een geeuw achter mijn hand.

​
(Wim Vandeleene)
​
​

Van de haren van de leeuw vlocht ze 
koorden waarop ze dansend haar evenwicht verloor


(Stijn Viaene)


​
Tijd weeft zijn draden tot vluchtroutes
in het vergeten zit de toekomst.


(Steven Van Der Heyden)



leven is zich uit de voeten maken
de dood doorlopend op de hielen 


(Luc Lavaert)

Dit zijn we geworden: twee mensen die hun best doen
een handdruk die een omhelzing had kunnen zijn.

​

(Steven Van Der Heyden)



een vrouw legt zich met al haar vormen 
rond de mannenvuist op tafel, neemt teder het gesprek in


(Edward Hoornaert)


​
​Van wat je ooit brak, mis je ieder geheel,
van wat nog heel is, merk je nu al de scheuren


(Stijn Viaene)


​
En op de hoek telt een kale man de mensen
die aan hem ​voorbijgaan zonder ook maar even hun handen op zijn hoofd te leggen


(Ulrike Burki)
​


Er zijn zeeën die naar zweet ruiken. Vrouwen ruiken zelden naar mannen.
Tenzij ze worden gegrepen in hun badkleed.


(Truus Roeygens)
​

​
schaduw brengt zijn ruiter mee, hij weigert
aan te komen, op te springen, in zijn stijgbeugels is hij verstrikt


(Edward Hoornaert)



​

APRIL 2017


Haar haren hadden de wind niet nodig om te waaien
in het nieuws zag ik mensen sterven voor een vlag

​
(Stijn Viaene)



Mijn doden blijven stil. Ik sta tussen hun
zwijgen in maar praat in alle talen.


(Astrid Arns)


​
de schilder heeft geen zaken met zijn dood tenzij
op zondag, het lichaam aan de slaap beloofd

​
(Benjamin De Roover)
​
​

Niets fleurt me zo op als haar jurk
van bloemen in de regen van april


(Stijn Viaene)


​
Operatie

Het lijf tot bouwterrein verheven, gedelfd
het voorportaal tot goddelijk karkas


(Laura Mijnders)



Een wilde lok op het voorhoofd, wellend en wankelend
golf en lijn, de zee is haar eigen kind, haar eigen vaar.


(Leen Pil)

zachtjes ruist de stilte aan waar niets
en niemand je meer raken kan, het missen vermist en uitgewist

​

(Aly Freije)



we beschilderen elkaar, overdag, en verzamelen droge takken
's nachts gloeien de ogen van zwijnen onder het slaapkamerraam


(Elly Stolwijk)


​
​Onverschillig voor de lente
nu hun jaargetijden naar het einde lopen.


(Edith Oeyen)


​
Onder een cape van sneeuw
wordt een damhert een superheld.


(Truus Roeygens)
​


Ouderdomsportret

Zo ziet het hoofd er echt uit: een kroon van vrijgevochten kinderharen
op zacht gegroefd ovaal, het aangezicht geheimtaal voor het licht 


(Edward Hoornaert)
​

​
uilen wrijven hun vleugels dof, berken hoesten hun bladeren los
de stilte eet nog snel alle kruimels van zijn bord


(Benjamin De Roover)





MAART 2017


Zonder liefde is er niets
om over te schrijven. Twee gezadelde paarden. Nog de dove korst van aarde.

​
(Truus Roeygens)



Ze voelt de regen als nagels langs haar dijen
Haar mond als de bebloede muil van een poolhond


(Truus Roeygens)


​
​L'embarras du choix
​

onze huid voor onze handen een eindeloos repertoire
van onuitgevoerde stukken

​
(Edward Hoornaert)
​
​

Nu het licht langzaam onze schelp binnendringt
kiemen onze ogen weidse inzichten.


(Linda De Bie)


​
Alle plooien heb ik afgemeten en in mijn nachthemd gelegd.
Als straks de stad gaat slapen zal er verwond en verzorgd moeten worden.


(Daan Borloo)



enkele straten verder
wordt een slaapwandelaar opgepakt voor openbare dromen


(Truus Roeygens)




​

Verknipt had ik jouw beeld
uit mijn boek vol zelfportretten

​

(Sascha Beernaert)



in het badwater rimpelt de huid
in de tijd herstelt het leven


(Ingrid Strobbe)


​
​arboretum
​

je nietig voelen in de schaduw
van een bonsaiboompje


(Luc Lavaert)


​
Je proeft het zout in de vochtige lucht
en denkt terug aan het kind op je heup.


(Astrid Arns)
​


alsof de klok wacht op een bevel
staat het gras stil in de schemer


(Wim Vandeleene)
​

​
in de regentuin van bezoekers
blijven de vogels het langst aanwezig


(Ingrid Strobbe)





FEBRUARI 2017


we hebben de nacht nodig om de sterren te zien
iets nodig om te zien wat er is

​
(Jill Marchant)



als er voor alle dingen onder de hemel een tijd is
moet de tijd wel boven de hemel wonen


(Marieke Maerevoet)


​
gisteren fietste ik nog dwars doorheen alle seizoenen
vandaag trap ik op de hometrainer niet eens de winter uit

​
(Marieke Maerevoet)
​
​

Ik schreeuw de dag van me af
de gang beantwoordt me koud en rechtlijnig.


(Steven Van Der Heyden)


​
naarstig op zoek naar de kern wordt hij zo moe
dat zij hem moeiteloos eerst vindt in zijn slaap


(Saskia Van Bueren)



toen brieven mekaar nog kruisten, jij het af
maakte en ik nog overvol van liefde overliep


(Jan Van Gompel)


​
Zoals je vroeger een polaroid moest schudden om het beeld klaar te krijgen,
​zo lijken we nu wel stil te staan, laten alles zomaar gebeuren


(Stijn Viaene)





​
in de moederschoot de zuivere wortels van beweging
eens aan het licht gekomen waait het blad altijd de verkeerde kant op

​

(Edward Hoornaert)



Oude grijze zee, jouw luie golven leggen
de dag voor anker.


(Steven Van Der Heyden)


​
Wij zijn wankel als een balans die weifelt
naar welke kant over te hellen.


(Koen Snyers)


​
Het huis draagt zijn harnas, de jonkvrouw slijpt 
het keukenmes. Gezocht: een ander lichaam om in weg te duiken.


(Edward Hoornaert)
​


het kind in de man graaft een gat in de aarde
reist ondergronds van het ene naar het andere werelddeel


(Nellie Meijnikman)
​

​
men kan de liefde ook gewoon weglaten
een eenvoudig voorbeeld: in de sofa op ons kleurentablet


(Truus Roeygens)



Rood kleurt de kamer die teder gevuld werd
met liefde in een vaas.


(Kristel Dewaele)

JANUARI 2017


Om het eens over mijn hart te hebben, begon de dichter
een pompend applaus vulde de kamer

​
(Stijn Viaene)



Uit zijn pyjama vist hij de lege dag, tussen zijn tenen
die vlaag droom, net nog passend in zijn volle schoenen


(Stijn Viaene)


​
we tekenden de mooiste chaos. ik leerde leven
en morsen zonder op te ruimen.

​
(Kristien Spooren)
​


de vloed veegt schuim over onze voeten.
alsof we door zout bier waden. de zee bedwelmt ons.


(Wim Vandeleene)


​
je gaat het huis uit, houdt een onscherp doel voor ogen
de waas van woud schept wonderlijke vormen


(Edward Hoornaert)



Hoe het ziekbed je draagt door je 
eens zo grote plannen als onbenulligheden in te stoppen.


(Linda De Bie)






Het bange dier dat in mij huist, brult niet meer
Het huist alleen maar
​

(Jill Marchant)



Voetstappen in de sneeuw tonen de weg
naar de horizon die blijft vervagen in de mist.


(Koen Snyers)


​
er staat een huis van glas over je denkbeelden
kijk gerust mee, je ziet alleen maar leegstand


(Jan Van Gompel)


​
De top ver weg, even ver als het water tussen mensen diep. 
En wij die overzwemmen alsof het niets is.


(Koen Snyers)
​


als de rivier geen tegenstroom meer duldt
nadert de reis ongetwijfeld haar verste punt


(Marieke Maerevoet)
​

​
wat hebben we vandaag veel gelachen, tien keer
onze naam veranderd en ondertussen ging er niemand dood


(Jan Van Gompel)



DECEMBER 2016


komt een man voorbij, zijn jas open als een witte vlag
– kanonnenvlees voor de wind
​

(Els Dejonghe)



Voorbijgangers zien niet om maar botsen bovenop
een bocht vergeet geen afgesproken tijd


(Nellie Meijnikman)


​
met ochtendkrant komt de wereld binnen
bij koffie vouwt hij mijn blikveld open

​
(Marieke Maerevoet)
​


Toen kanker de bodem van onze liefde aanviel
zaaiden wij ons uit tot vreemden.


(Steven Van Der Heyden)


​
het diepste punt op aarde
er drijft een dode zee in mij


(Luc Lavaert)



hij meet de stilte met een vogelveer
gedoopt in inktzwart zo krast hij op


(Luc Lavaert)




​

de ruimte in de stad krimpt in elke vierkante meter, maar
de mens als maretak in hoogbouw is een wolk te ver
​

(Bert Struyvé)



de bakfietsstedeling bestiert jong gewas op het dakterras
Moeder Aarde is eindelijk gekist


(Bert Struyvé)


​
Het verleden, niet meer dan een verzameling verloren voorwerpen
als een overkant in spiegelschrift.


(Steven Van Der Heyden)


​
wanneer alles op volle zee tot stilstand komt
een hek opwerpt, de horizon zichzelf opheft


(Edward Hoornaert)
​


je verdubbelt wat ik zeg, maar dan twee octaven hoger
een sopraan met een korrel in de stem, de betere echo


(Wim Vandeleene)
​

​
Er zijn geen betere roofdieren dan vrouwen 
die hun dijen hoger bouwen als ze hoog water voelen aankomen


(Truus Roeygens)



NOVEMBER 2016


Het is haast onzegbaar hoe de dingen veranderd zijn
later als ik groot ben voel ik me vast nog wel eens klein


(Tom Driesen)



In dit leven zijn geen nooduitgangen
enkel vrijheid die alleen uit vlees bestaat


(Steven Van Der Heyden)



​
Afscheid: Een moeder wordt begraven in de poppenwagen
van haar kind, baby schildpad geplet onder de wielen van water

​
(Truus Roeygens)
​


Een kamerjas van echte zijde,
is zij en-soi, pour-soi of beide?


(Paul Bezembinder)


​
mijn handen houden de winter in een vuist gevangen
wanneer het niest laten ze de zomer weer vrij


(Sascha Beernaert)



heeft de staart van de kop van het beest
geleerd: wat we doen is wat we niet kunnen laten


(Edward Hoornaert)





​
tijd is altijd meervoud – daartegenover staat een mens
onzichtbaar en alleen, zo ongeveer zichzelf gebleven


(Edward Hoornaert)



Pinocchio holde zijn neus achterna
tot plots zijn houten adem stokte


(Luc Lavaert)


​
Woorden schilderen minimaal dragende verf
tillen kan later nog


(Christian Ghyselyns)


​
toch knap van die goede verstaanders
hele zinnen bouwen met halve woorden


(Marieke Maerevoet)
​


de plek waar je niet binnentreden kan​
het ruismuizen van innerlijk behang


(Luc Lavaert)
​

​
Niet het hangen is de taak van de druppel,
het is het vallen dat hem thuisbrengt


(Stijn Viaene)



OKTOBER 2016


Een man zegt: 'Kijk, dit is de werkelijkheid. Hier kan je niet omheen.'
en hij zet haar voor ons neer.


(Ulrike Burki)



Hoe eenzaam, het zoeken naar een eigen stem
er is geen ander in beeld.


(Steven Van Der Heyden)


​
'elke dag brengt muziek', zingt de optimist
maar een uur later zie ik een geeuw, groter dan zijn hand

​
(Wim Vandeleene)
​


'Nooit!' riep ik, we waren tenslotte in absoluten gezind
en als ik 'misschien' had tegengeworpen waren we even goed in 'ja' beland


(Max Greyson)



als je het mij vraagt stierf ik voor mijn tijd
iemand moet gemeend hebben dat wat bijna af is ook volmaakt kan zijn


(Jan Van Gompel)



Een bruinig blad sterft zijn leven
het geraamte, een vlechtwerk van afwezigheid.


(Steven Van Der Heyden)





​
​
goed nieuws verdient een koor
het slechte nieuws besmet de bode


(Wim Vandeleene)



en de tribunes lopen leeg en de lopen van pistolen lopen leeg en de man loopt leeg

(Truus Roeygens)


​
Niet alleen op het water heeft alles
een keerzijde en een spiegelbeeld


(Koen Snyers)


​
het tikken van de klok maakt niet wijzer
tijd die doordraait kent geen uur


(Sascha Beernaert)
​


Een vrouw doet een stilleven na
​(haar handen zijn twee anjers in haar schoot)


(Ulrike Burki)
​

​
Ook van gesmolten dagen verdampen
uiteindelijk de achtergebleven plasjes.


(Linda De Bie)



SEPTEMBER 2016


ik kijk vooruit. hoger dan het doel
zoals de boogschutter hoger mikt als de pijl verder moet


(Wim Vandeleene)




Als de aarde beeft, rilt en trilt 
de mens nog na – de laatste schok.


(Johan Simons)


​
als ik op een wand stoot hak ik er een trap uit
hoger wenkt een oud idool. zijn troon wankelt

​
(Wim Vandeleene)




Het t.v.-journaal brengt asielzoekers het laatste nieuws
over hun eerste liefde: "Thuisland".


(Steven Van Der Heyden)



Ook al zijn er geen wegen, er is altijd 
de mensenzee die ons roept.


(Koen Snyers)




De wereld is om zeep, zei de juf
en ze waste haar handen in onschuld


(Stijn Viaene)



​

​
de angsthaas spant spieren spitst oren en sprint
een vlucht wint het altijd van simpel gaan verzitten


(Bert Struyvé)



zo op het oog is de storm nu geluwd
de stilte erna uitgebroken


(Marieke Maerevoet)


​
hoop is in je kleinzoon je vader zien
generaties overbruggen in een ogenblik


(Marieke Maerevoet)


​
witstil engelland
de dood heeft ons nooit kunnen ontroeren


(Truus Roeygens)
​


de ivoren toren staat niet
ver van de barricade


(Tom Marien)
​

​
Tijd komt als langzaam grijs
in een nest jonge honden


(Hans Hanssens)



AUGUSTUS 2016


het koren zwijgt in alle talen
het zingen van augustus


(Tom Marien)



Een dagelijkse ontmoeting van baadsters op de dijk 
het getij zet de klokken gelijk.


(Steven Van Der Heyden)


​
de zee wordt oud
vergeet haar rimpels op het strand

​
(Luc Lavaert)



Het licht werpt buiten en binnen dat wat kunstmatig,
dat wat de norm weergeeft.


(Ingrid Strobbe)




het is best mogelijk dat ons op het perron 
​een denderend begin wacht


(Marieke Maerevoet)



Sporen om te blijven en om te wissen –
we trekken allen een spoor en het leven wist allen


(Ingrid Strobbe)



verlies ik mezelf in jou
vind ik dan wie ik ben terug, in wat jij geworden bent?


​(Sascha Beernaert)





​​
De zon biedt de ultieme troost
al dreigt de warmte zich daar tegen de mens te keren


(Truus Roeygens)



op reis is het leven de dag die je bent
thuis wacht de slaap die je morgen weer wakker maakt


(Edward Hoornaert)


​
In de krochten van mijn ouderende hersenhelften vangen spinnenwebben restjeskennis en een ranke donkere nachtvlinder

(Christian Ghyselyns)


​
dat er een g at bestaat voor het hoofd
maar dat ik openging voor de liefde


(Truus Roeygens)



Het denken zit vaak in de weg
als je domweg gelukkig bent.


(Ann Dewulf)
​

​
iedereen met iedereen heeft ergens een band
zelfs de blinde ziener


(Leen Pil)



het oog dat stilstaat richt zich tot
de diepte – wie daar niets ziet is weg


(Edward Hoornaert)
JULI 2016


met de ene hand vang je de regen, met de andere
teken je bloemen op het nat geworden blad papier


(Edward Hoornaert)



Op de openbare veiling van lijden en pijn
zit ik helemaal voorin, ben ik de hoogste bieder.


(Luc Lavaert)


​
de zon dooft dagelijks in zee zoals alles
Oost-Indisch doof is in elk soort water

​
(Bert Struyvé)



Stel je voor, we laten de economie los
en beginnen zorgend te leven 


(Christian Ghyselyns)



groepsfoto

met elf op een veld waar voor winst wordt gespeeld 
tegen evenveel winnaars in spiegelbeeld


(Marieke Maerevoet)



dat de dood de grootste reserve is in de bodem
daar haal ik op dit moment geen energie uit


(Truus Roeygens)





​
Ergens tussen hier en nu, waait buiten voorbij
slaat het tijd in de wind.


(Steven Van Der Heyden)



de strakheid van artefacten inspireert mensen
zichzelf uit te strooien als dartele noten muziek


(Bert Struyvé)


​
In elk idee ligt er een leegte te wachten
die zich niet laat vatten.


(Lisette Waterschoot)


​
Ontsporen doen we vooral buiten de lijnen
ook al zoeken we allemaal dezelfde weg


(Ann Dewulf)



ha die Jezus

handpalmen en zachte voeten
met lachende wondjes


(Luc Lavaert)


​
de eindstreep legt het wiel bloot
wat wij tekort komen houden wij over


(Edward Hoornaert)

JUNI 2016


een weeffout herstelt zichzelf niet
een leugen heeft geen nood aan toekomst


(Edward Hoornaert)



Als ons hart niet van steen is,
kunnen we het verleden een toekomst geven.


(Steven Van Der Heyden)



​
The Greatest

Na duizend rondes in een vierkant
stoot hij verkrampt het beven van zich af.

​
(Leen Pil)




uit de vouw van je handen de steen tot vrucht gieten
zou jij dat wonder voor ons willen doen?


(Truus Roeygens)



In dit uur is geen later te zien
enkel een blik geoefend in voorlopig.


(Steven Van Der Heyden)



Voor wie zelf geen deuren sluiten kan,
brengt een stevige lentebries verlossend geluid.


(Linda De Bie)



​
​

op de onderlip ligt trillend haar leven
de wijsvinger sluit geluidloos een opening


(Bert Struyvé)



wij geven niet. laat ons er overal toe doen
behalve hier


(Tom Driesen)


​
voorbij de mythe

een karrenvracht vol superhelden
speeddaten, schijndood verlengen


(Luc Lavaert)


​
je betekende al zo lang, zo veel, dat het tijd wordt
je een naam te geven, een wereld en een wieg


(Tom Driesen)



met steeds andere ogen kijken wij elkaar aan –
wat wij van de herinnering geleerd hebben


(Edward Hoornaert)


​
In de spiegeling van water slentert de zon
Bij 't rinkelen van wind wordt een fiets uit het water gevist


(Truus Roeygens)

MEI 2016


de liefde gaat kort door de bocht haar remafstand
is groot voor je het weet bots je op iemand anders


(Jan Van Gompel)



Alle grond draagt een verleden, maar ben ik te vroeg
van de pool gedreven? Ik sla het water met vlakke hand.


(Bert Struyvé)



​
als de dag een hap vreet uit je opstaan
is het beter om verloren terug te keren

​
(Bert Struyvé)



nog zie ik wat zich in het avondblauw heeft uitgewist
het schaduwkleed dat haar als gegoten zit


(Edward Hoornaert)



Met gesloten lippen kozen zij te gaan.
Elk opent zijn avond, vindt de nacht.


(Hans Van Miegelbeek)




we trekken ons iedere leugen aan
en toch blijft de waarheid naakt


(Sascha Beernaert)





​
Wat denkt u, Mr. Lovelight? Ons vel in ruil
voor watt van uw geest?!


(Truus Roeygens)



buiten de kruimels voor mijn voeten gestrooid
laat mij iets wat je echt niet missen kan


(Jan Van Gompel)



De tijd tikt dat ik je los moet laten.
Enkel het vullen van de gaten is nog toegelaten.


(Kristel Dewaele)


​
met de geest veel verder weg dan het lichaam
is de mens slechts een schijnbare:


(Truus Roeygens)



Als er een barst verschijnt, waar begint die dan? En hoe zet die zich voort? Soms is het ei, dan weer de kip een gepaster antwoord.

(Truus Roeygens)


​
op de valreep de vogel buiten schot
de blik van een zwaarmoedige jager


(Edward Hoornaert)

APRIL 2016


geluk heb je als de tegenpool van imperfectie
zich verwondert over een schoonheidsfoutje


(Nellie Meijnikman)



Hoe de kruin onstuimig uit ons hoofd bot
zonlicht zuurstof biedt aan verdord gesnoei.


(Linda De Bie)



​
In zichzelf gekeerd, ziet hij de wereld
aan zich voorbijgaan.

​
(Steven Van Der Heyden)



Junk
​

Roes domineert het hoofd
slaat een aanhoudend gat in toekomstplan


(Laura Mijnders)



(luchtig genre) twee wolken huilen dicht bij elkaar
ze raken elkaar kwijt in de nevel van de ochtend


(Truus Roeygens)



'Het probleem is de liefde,' zegt ze,
terwijl ze een traan wegpinkt van het uien snijden.


(LL Rigby)




​
​
Onderscheiden kunnen worden: de boom van de bloem van de
bijen van de nectar, zelfs al is een druppel verwaarloosbaar klein


(Truus Roeygens)



Na het vouwen draaide je het overhemd met het gezicht naar boven. Het bleef een leeg hemd, maar je plooide het leven als stof.

(Bert Struyvé)



klinkt het saluut elders, wacht plechtig de woede in onmacht,
reist over ingewijde sporen van te laat, gelatenheid


(Bas Tuurder)



Trip

Elke vluchtweg is een omweg
in de tijd – ontkomen is onthaasten


(Edward Hoornaert)



Onderweg verlangen we doorheen het glasraam te breken
maar enkel het kijken veroorzaakt al pijnlijke scherven.


(Lisette Waterschoot)


​
wat ingesloten leeft draagt ringen met zich mee
die strak en onverschillig spannen rond de onvolgroeide jaren.


(Edward Hoornaert)

MAART 2016


ervaring leert om meer te doen met wat voor handen ligt
​in maart maak je een sneeuwpop van twee vuisten groot


(Nellie Meijnikman)



Een taal die eerder klinkt als een Zementmischmaschine
is plastisch in de buitenlucht, want weiblich fijngemalen.


(Leen Pil)



De lenteknoppen in haar ogen stralen een zee
van geurige bloesems tot zacht gerijpte vruchten.

​
(Linda De Bie)



Extreem: Het gebeurt dat een dier opgegeten wordt,
alvorens de mens het heeft kunnen slachten.


(Truus Roeygens)



en wat nadien het licht dooft het publiek
verstilt samen met het applaus keert zich


(Stefan Heulot)




hoe het water rond de marmeren vissen zwemt
zelfs in rust bewegen zij zich voort


(Edward Hoornaert)





​
De dag geeft de nacht een klap
de nacht klapt terug in een dagdroom


(Ingrid Strobbe)



ze tilde het verkeerde been vierkant in de eerste lentedag
maar likte het glad tot het glom in haar eigen spiegeling


(Bert Struyvé)



Toen ik mijn bril vergat,
liep het landschap tegen muren aan.


(Steven Van Der Heyden)



Hoe lief wij hebben
hoe lief wij het hebben ruilen voor zijn


(Ingrid Strobbe)



We stonden stil voor een rood licht, zonder 
stil te staan bij de dingen. Daar was geen tijd voor.


(Koen Snyers)



Verbinding sterft met de kilometers, 
dooft licht in onbeminde ogen uit


(Laura Mijnders)






FEBRUARI 2016


we laten helmen bollen door legers gloeiende kolen
​terwijl microben de echte kweldieren zijn


(Bert Struyvé)



als woordgolven zelfs door spouwmuren kunnen dringen
is geen zee te hoog een weg te banen door de branding


(Bert Struyvé)




Hier zijn. Waar oeverloze wetten van de echo's
van ongekende klanken voor altijd rondgaan

​
(Dinie Sophie Fintelman)



nooit zal ze mij nog recht in de ogen kijken
nu ik de liefde op haar zij heb gelegd


(Jan Van Gompel)



er is honger in overvloed
wolken houden het meestal langer uit dan regen


(Truus Roeygens)



Met twee ben je nooit alleen
blij met een droom in wording.


(Linda De Bie)






of staan de vlindervleugels in brand misschien, kijkt de hond dan
door mijn ogen, terwijl hij tegen een wieldop staat te zeiken?


(Stefan Heulot)



In haar ogen drijft een zee aan boten
die op huiden stranden als haar kust de mijne kust


(Sascha Beernaert)



Wat doet tijd met onze werkelijkheid,
omarmen of overdenken?


(Machteld Berkelmans)



Uit heimwee slepen we sneeuw mee
dekken we ons met lagen poederdons.


(Leen Pil)



een kind dat stenen plukt als bloemen 
het schaarse gras dat ons daaraan herinnert


(Edward Hoornaert)



ik zou wachten op kinderen ook
al spiegelen ze zich in beton


(Stefan Heulot)

JANUARI 2016


Stormbalken in het buitengaats, borstrokken als zandzakken.
​Een kustdorp kent geen waterlanders.


(Bert Struyvé)



waar een huis alleen maar op sterk water drijft
verzwakt het door het eeuwig kibbelen tegen muren


(Bert Struyvé)



De tel kwijtraken van de stilte die doorbroken
wordt, breekt haar in ontelbare stukjes twijfel.

​
(Linda De Bie)



We kopen ons leven alsof het een huis is, ontgrendelen
het verhaal dat precies bij ons past.


(Ingrid Strobbe)




Het is een kunst te hameren op gezichten in het donker.
​Iemand moet ergens in uitblinken.


(Edward Hoornaert)



Zag jij de sterrenhemel wel vannacht en heb je toen gedacht
aan alle mensen die misschien nog nooit zoiets hebben gezien?


(Jelmer van Lenteren)



​


Hij vingertekende op haar borst
een deur en tuimelde bij haar naar binnen.


(Karen Goethals)



op het water drijft een spijker
hangt de zee daaraan zijn spiegel op


(Luc Lavaert)



de steen die schrikt wanneer hij raakt
de hand die alles hard maakt


(Edward Hoornaert)



Met de overblijfselen die je bij me achterliet
ben ik de archeoloog van mijn eigen vindplaats.


(Linda De Bie)



Als ik niet slapen kan brei ik schapen in mijn hoofd 
tot goede nachtmuts.


(Sascha Beernaert)



Een wiegelied van stem naar beer
legt de nacht als een blootvoetse middag neer.


(Leen Pil)

DECEMBER 2015


wij tekenen een trap en zeggen: hier moeten we naar boven
​terwijl we naar onze voeten blijven kijken


(Edward Hoornaert)




Ooit was ik een klein ventje zonder tanden
dat de dood wild van zich af trapte.


(Pim Cornelussen)


een poging afgebroken, de grond niet aangeraakt
beroering laat verstaan hoe lang het wachten nog mag duren

​
(Leen Pil)



Ik wil ver van mezelf.
Maar wie vindt dan de weg terug?


(Ann Dewulf)



Die ene keer, toen hij de show uit de lucht deed buitelen
​en de sterren van de kerst stal.


(Jelmer van Lenteren)



wat er gebeurt wanneer je naar een foto van jezelf kijkt
is wat de foto van je eist: het miskennen van een stilstand in de tijd


(Edward Hoornaert)



​

Soms is er reden een sport uit een ladder te stelen.
Zeker is dat een stap vergaand kan zijn.


(Bert Struyvé)



Op de vlucht voor mezelf ben ik
de vreemdeling die bij zichzelf geen onderdak vindt.


(Linda De Bie)


ook al put de brulkikker de vijver uit
de oevers doen het water drijven


(Luc Lavaert)



Mocht ik ooit kunnen wonen in mezelf
zeg ik voor altijd: hier blijf ik

(Marlies Bouchier)



Waar de levensboom zijn armen om haar taille, 
waar zij zich bevrucht herinnert.


(Ingrid Strobbe)



Als jij de woorden liegt die ik verzwijg
blijft de waarheid stil


(Sascha Beernaert)

NOVEMBER 2015


tot wij teruggeslingerd worden en verschroeid
de aarde nemen voor wat zij was

(Edward Hoornaert)



Terwijl de rivier zijn winterbedding zoekt
schuift een lichtvlek steeds korter over de stenen vloer.


(Pim Cornelussen)




tussen te weinig en niets mag ik van je kiezen
ik kies niets want heb met te weinig te veel te verliezen

​
(Ruth Van de steene)



Een vrouw op het strand laat haar hond
los – ze houdt haar man verkrampt bij de hand
.


(Koen Snyers)



De kartelrand gaat nooit zo ver dat rokjes bol gaan staan,
​ook echt opstijgen.


(Leen Pil)



Enkel de holle kant van de lepel
zet de wereld op zijn kop.


(Tom Marien)

​​
Niets is wat het lijkt.
Behalve dode mensen.


(Jelmer van Lenteren)



Als de storm de stilte voor is,
kan je samen met de wind gaan liggen.


(Linda De Bie)



De storm blaast nieuwe wind door mijn aderen.
Oud bloed najagen hoeft niet meer.


(Kristel Dewaele)



Het verleden wis je niet uit
Je plaatst het in de schaduw

(Sylvie Beets)



De bodem was al wankel, toch vouwden ze
hun bestaan in een verhuisdoos dicht.


(Bert Struyvé)



met een scherp oog maken we een ronde van het huis 
alles wat we doen heeft een inslag, zelfs ons blindstaren


(Leen Pil)

met een pletwals – veren, vacht, zeemeerminnenharen – bedwongen
de stad kantelt rakelings langs tijgervlek en pauwenveer – een verse lijn getrokken

(Ward Mertens)





​
OKTOBER 2015


Alleen met het oog van de vogel
weet je waar je gebleven bent

(Erna Schelstraete)



vlaggen krijten lijnen van een verenigd koninkrijk
kruisen lijnen mensen in het dambord van de stad


(Ward Mertens)



Gek dat altijd als ik nuchter ben ik denk:
Dat nuchter is zo gek nog niet.

​
(Jelmer van Lenteren)



Op reis zuigen bomen minzaam gedachten,
zwiepen ze geruisloos in vertaalde versie terug.


(Linda De Bie)



de lijn tussen omhelzing en gevecht is een onderduimse
rimpel als we elkaar te lijf gaan

(Leen Pil)



ik schets je zacht met houtskool geen strakke potloodlijn
de grens is vaag de lucht is aan het harden


(Bert Struyvé)





Ga niet zweven, fluisterde je in mijn oor.
Maar ik was al in de wolken.


(Ann Dewulf)



een medusa verstart de maan tot rijen steen
zilverwit als regenstrepen


(Anne Cockaerts)



Het zomergevoel zat nu bij theelichtjes en
fotoboekjes op de knusse bank te mokken.


(Linda De Bie)



Ik begrijp de stilte niet;
ze heeft me nog nooit iets uitgelegd.

(Ruth Van de steene)



het vechten heb ik verleerd
verliezen is iets voor achterblijvers

(Dinie Sophie Fintelman)



Hoe ik ooit de Dodentocht zou overleven?
Als jij aan de eindmeet op mij wacht.


(Johan Simons)





SEPTEMBER 2015


we kleden deze ochtend met een glimlach
verder niets om aan te doen

(Ingrid Strobbe)




watervrees

zelfs het water laat de rand
van het zwembad niet los

(Luc Lavaert)



Ik heb mezelf jarenlang weggecijferd.
Ik ben uitgerekend.

(Jelmer van Lenteren)



wie enkel achteromkijkt
botst dubbel

(Leen Pil)



Als liefde blind is, kan ze
tweemaal zo goed luisteren.

(Linda De Bie)




Grijsgedraaid de grammofoonplaat. Zwart
vinyl brengt mijn hoofd op de juiste toeren.

(Koen Snyers)






Je weet pas hoe warm een tent wel is
blootsvoets in het gras, voor je ochtendpis.

(Johan Simons)



Rouw

dit eiland kent zijn eigen grenzen niet
in een wijde bocht loopt schaduw om en om

(Edward Hoornaert)



We praten over vroeger alsof het nu is, we leggen het nooit
van ons af, schudden met dezelfde vingers elkaars handen.

(Pim Cornelussen)



Je gooit glitters tegen je zwarte wand, waaronder
gemaskerde gestalten je inkt leeg zuipen.

(J.V. Neylen)



Er zijn jongeren die zich onderdompelen in deep house
Er zijn jongeren die meisjes behandelen als dipsaus

(Tom Driesen)



De oude mannen gluren in de bouwput als in een kijkdoos,
horen in het heien het uptempo van wederkeren tot stof.

(Bert Struyvé)






AUGUSTUS 2015


reizen is achterhalen wat je mist
een paraplu bijvoorbeeld

(Luc Lavaert)



we dragen de dagen gesteeld
delen het onvertakte einde

(Leen Pil)



Hij zegt: de aarde is een balletje in een belletje
je kan alleen de zeep niet zien

(Tom Driesen)



waar het strand ooit, waar de zee
waar het kind een kind mocht zijn

(Bert Deben)




de spiegel eerst een sleutel op de toekomst
daarna de jacht op eigen vacht

(Edward Hoornaert)




Ik naai het leven aan elkaar. Soms mors ik
rood, omdat ik in mijn vingers prik.

(Karen Goethals)







De zomer nog maar net begonnen en het vuur
al opgebrand. Als doden op de bodem van woestijnvakanties.

(Edward Hoornaert)



In mijn hoofd zie ik
door de bomen het bos verdwijnen.

(Pim Cornelussen)



Ooit konden we van de aarde vallen
als we maar lang genoeg rechtdoor zouden gaan.

(Pim Cornelussen)



Je graaft met je nagels in het natte strandzand. Je vindt
touw en krat als nieuw, brengt het tweedehands terug aan wal.

(Bert Struyvé)



In haar hals wacht geduldig het parfum; zij
neemt haar tijd om te verleiden

(Ingrid Strobbe)



ik ben niet eenzaam
ik heb ruime bezoekuren

(Tom Driesen)






JULI 2015


aan de rand wil inkt niet vloeien
beeldt een mens zich roerloos in

(Edward Hoornaert)



ik leg mijn hoofd dicht bij je
als was het een taal, een viool op je stem

(Leen Pil)



In je stijve mantel met bevroren handen ontdooit een ijsbreker
je glimlach. Mijn eigen weersverwachting zat er volkomen naast.

(Bert Struyvé)



Ik probeerde mezelf al zo vaak uit te gommen
dat ik de kleur van achtergrond kreeg.

(Tom Driesen)



Nadat je een knoop hebt doorgehakt zijn het gewoon twee draadjes.
Achteraf kan alles zo simpel lijken.

(Tom Driesen)



In het land van opwaaiend zand,
worden geen kastelen uit emmers getoverd.

(Jana Arns)






de poten in de pophuid opgenomen
dragen de rust in lege huizen

(Leen Pil)



En plots vervelde ze, alsof ze zich ontdeed
van wat haar koude kleren niet leek te raken.

(Koen Snyers)



ik vouw vandaag een doosje om je lach te vangen
en er naar te luisteren als het sneeuwt

(Anne Cockaerts)



Ik leef in uitgelepelde dagen,
het bord oneindig bijgevuld, dezelfde hete soep.

(J.V. Neylen)



ooit zouden de almaar scherper wordende neuzen
gaan afvlakken, het loopvlak vergroten na de crash

(Leen Pil)



een lege hoed laat het konijn snel komen
een goochelaar schept een hemel onder plexiglas

(Edward Hoornaert)






JUNI 2015


Wees lief voor de kassierster,
zij scant en kent je lusten.

(Johan Simons)



bij jouw boezemcurve mijn verstand verloren
het slingert daar waarschijnlijk nog ergens rond

(Jan Van Gompel)



als nomade in een hoofd met reisziekte buigt ze
als een tent over eigen schaduw, ontkurkt ze de dagen

(Jana Arns)



over het jaagpad jachtig nadert hij
in winters postuur de zomerse seconde

(Dinie Sophie Fintelman)



thuis is een plek waar je ooit leerde wonen
waar het meervoud van liefde geen enkelvoud kent

(Marlies Bouchier)



we zijn luchthappers, turbulente zwermers in zwart
water, we zetten liefde af die in golven bezinkt

(Leen Pil)






Ze zat met de handen in het haar, alsof haar leven
nooit in de juiste plooi wou vallen.

(Koen Snyers)



Dat je in de winter iemand kan zien aankomen
dat in de zomer het gebladerte je het uitzicht ontneemt

(Rinske Kegel)



De donzige waas in haar hoofd granuleerde bij
de zoveelste poging om haar gepeins te klaren.

(Linda De Bie)



een koele zomer: in de rozentuin
draagt zij een wollen jasje

(Nicole Van Overstraeten)



hij zal zich nooit meer tot een vliegtuig vouwen
zich met een zweefvlucht door het open raam ontwijken

(Kamiel Choi)



Wij kerven ons als A + B in de boom om
eeuwig te vergroeien. Een som zonder uitkomst.

(Bert Struyvé)






MEI 2015


doorleefd, zo moet een droom eruit
zien als ie uit de donkere kamer rolt

(Jan Van Gompel)




hoe de plek ver beneden de brug aan je trekt
hoe luttele seconden een leven lang duren

(Luc Lavaert)



Rug aan rug vormden ze honingraat
in een zeemzoet motief dat geen steek hield.

(Linda De Bie)



ons werd het zingen niet geleerd, wij misten
vlees en melodie, de juiste ladders om te tillen

(Edward Hoornaert)



Laat hen je niet mogen. Ik mag je.
Ik vind je aardig voor dertien anderen in een dozijn.

(Jelmer van Lenteren)




We liplezen in het gekartelde kader
waar woorden galmend talmen in de tijd

(Dinie Sophie Fintelman)





Wat drijft ons, behalve de hartslag van
ons lichaam in de wolken? De vlucht?

(Ingrid Strobbe)



En schapen krijgen lamme wolken van kinderen.
Als ik kon baren zou ik stenen leggen.

(Tom Driesen)



je ziet geen been in dansen omdat het water om je vastzit
de heup weer als een maanvis zwemt

(Leen Pil)



zo heimelijk de diepte van een faux pas, zo onverholen
het wit van slagroompunten en een streepjespak

(Leen Pil)



Wie op de voorgrond wil treden
staat het stevigst op veel achtergrond.

(Gust Peeters)



In het heetst van de strijd is de tong
op het scherpst van de snede.

(Kristel Dewaele)






APRIL 2015


hoe arm de ochtend zonder vogelzang,
de schoonheid van braakliggende aarde

(Jan Van Gompel)



bacteriën telefoneren echt in zee. ze kletsen korzelig
over het verstoorde water

(Leen Pil)



De dagen zweefden op wat de wind niet bracht.
Het kompas zoog haar een windstil vacuüm in.

(Linda De Bie)



De metaforen banen zich een weg
doorheen de vlakte van de woorden.

(Paul Rigolle)




het huis verliest zich in de kleinste afstand tot zichzelf
zo zien wij de gaten: zij verdwijnen in de ruimte van hun kamers

(Edward Hoornaert)



van wie ik nooit was, mag je niet vragen kwaad te zijn
op wat hij niet vergeten kan

(Bas Tuurder)






Dit jaar is de verlosser vroeg. Hij opent
jampotjes, dichte deuren, monden.

(Rinske Kegel)



alle vogels vliegen zonder erbij na te denken
wellicht dat zij daarom af en toe ook stilstaan

(Dinie Sophie Fintelman)



Je liep zomaar verloren tot ik je aantrof,
jij trok mij aan, ik hield van jou als vondeling.

(Johan Simons)



Wij zijn de kat niet, maar de muis
op de boulevard, die van de dromen.

(Gust Peeters)



Nooit zwijgt de leegte helemaal.
De echo komt altijd terug.

(Kris De Lameillieure)



Je zegt: 'Ik zal je even laten.' Maar gelaten word ik bang.
Echter laat me. Laat me leven. Dan laat ik je even lang.

(Jelmer van Lenteren)






MAART 2015


nooit eerder verbrandden we de tong
zonder een enkele ster te likken

(Tom Marien)



De dromer spant zijn jeugd als metseltouw.
Hij tekent strakke lijnen, ruimte om te dansen.

(Kris De Lameillieure)



Leeg staart de koelkast het meisje aan.
Zij vult haar lijf met droomijs.

(Johan Simons)



Zittend leer je sterren grijpen
ga van basis naar wat baas is

(Yannick Moyson)



we hebben het hoogste punt bereikt
maar wat we wilden ligt beneden

(Lisette Waterschoot)



Ik hoor de eenden spelen op het water.
De bal ligt in het kamp van doordeweeks plezier.

(Ingrid Strobbe)






We gooiden pepernoten in de lucht, vergaten voor even
de handen van het meisje in de broodzaak.

(Leen Pil)



Onze levensdraad, soms vezelig getwijnd, weeft
knobbels waar we zijdeglans verlangen.

(Linda De Bie)



Soms is alles achtergrond: de stemmen, tv, de maan
en de eigen vraag naar het bestaan.

(Ingrid Strobbe)



een kopstem breekt niet, droomt zichzelf
een hoogte die geen grenzen kent

(Edward Hoornaert)



ik zie alles grauw maar lach
om wat ik toen ik dat nog niet wist zag

(Jelmer van Lenteren)



de omtrek van de hemel wijst zichzelf uit
over de rand rondom het dode lichaam loopt het kruis

(Edward Hoornaert)






FEBRUARI 2015


Vreemd hoe je ontdekt dat ontbrekende zinnen
soms zo mooi zijn dat je ze niet kunt tegenhouden.

(Leen Pil)



je mag best op mijn lippen liggen als je
onuitgesproken bent

(Tom Driesen)



De opdracht luidde: geef toch op
Die overgave, schrijf gewoon

(Thomas Baaij)



Het gras zal altijd groener zijn
voor wie kijkt met ogen van vroeger.

(Gust Peeters)



De sporen die hij achterliet in de sneeuw
brachten hem weer thuis.

(Koen Snyers)



van aardig doen heb jij vooral
het deel alsof begrepen

(Jelmer van Lenteren)





Zijn naam voor altijd in het hart gegrift
zag ze de spellingfout.

(Linda De Bie)



En bij de uiteindelijke rust
nog zoveel noten op onze zang

(Lisette Waterschoot)



antwoorden met moeilijke woorden
brandnetels van taal, van louter akkoorden

(Dinie Sophie Fintelman)



Precies op dat ogenblik werd het oog naar achter geschoven.
Wij keken toen mee.

(Ingrid Strobbe)



Op een blauwe maandag kies ik zelf
de kleur van mijn humeur.

(Johan Simons)



De tranen van een donkere woestijnnacht
Gaan door het afvoerputje, de vergetelheid in.

(Simon Hendriks)






JANUARI 2015


Welkom in mijn gedicht, lees er doorheen,
bekijk het, ik laat je er weer uit bij de punt.

(Jelmer van Lenteren)



Mensen om achter aan te lopen alsof
je bij ze hoort. Dat iemand dat dan denkt.

(Tijs van Bragt)



ik, die geloofde dat de wereld maakbaar was,
overweeg nu de mogelijkheid van een eiland

(Jan Van Gompel)



Bij het opstaan herontdek ik jou
gedroogd in schilfers op mijn huid.

(Bert Deben)



woelig als de zee kom ik uit mijn waterbed
als golven heb ik de lange dagen lief

(Ingrid Strobbe)



Ver huis, bewoon het spreken
Vol zin, gericht op leven

(Thomas Baaij)






Kon ze maar in zijn pen kruipen
ze schreef zichzelf de lang verhoopte woorden.

(Linda De Bie)



De eenzaamheid nestelt zich in de kleinste
hoek van de gezelligste kroeg.

(Koen Snyers)



Ze omhelsde zijn holle sweater.
Leegte sijpelde zich door haar lauwe kamers.

(Linda De Bie)



Het heeft licht gesneeuwd in je ogen,
je traanbuizen bevroren sterren.

(Rinske Kegel)



slijter: prettig weekend
klant: tot morgen

(Jan Holtman)



Want hij die zijn schaduw tracht te verlengen
zal nooit echte verlichting kennen.

(Yannick Moyson)






DECEMBER 2014


U ziet hier de tijd passeren die u zometeen
niet meer bijbenen kan. Draal nog maar wat.

(Koen Snyers)



tijdens het rollen schuimt het licht
het legt een wolfsblauwe sluier op de gevel

(Leen Pil)



Alsof de honger door het brood schroeide,
de tafel maanziek rond het mes lag.


(Leen Pil)




aan de oppervlakte wist het water keer op keer zichzelf uit
glimmen golven als beloftes van weleer

(Edward Hoornaert)




we hebben het licht uitgevreeën
blozen de kleuren uit ons lijf

(Dirk thienpont)



Nu je passie overzee haar gading vindt, zal ik
alles wat ik niet ben in cadeaupapier verpakken.

(Jan Van Gompel)






Bij het water denk ik
denk ik minder denk ik niet denk ik niet meer.

(Bert Deben)



de tijd die nu aan 't kortste eind trekt
lacht straks het lichtst. vuur damt donker in.

(Marie Meeusen)



Wij dansen levenslang en scheppen niets
dan de dans.

(Runa Svetlikova)



Ik heb het verleden achter me gelaten 
zonder omkijken keer ik op mijn passen terug.

(Linda De Bie)



geef mij een vleugel
en ik hef de hemel op

(Luc Lavaert)



er is de afgrond en er zijn wolken
op wie afmeert heeft de oever weinig vat

(Edward Hoornaert)






NOVEMBER 2014


tussen citrus en pers
ligt een wereld van verlangen


(Liesbeth Aerts)



Ze treint zich door het leven.
Pendelaar op weg zonder bestemming.

(Ann Dewulf)



Wij dragen vleugels op de rug
maar onze voeten groeien grond.


(Gust Peeters)



De dagen zullen niet vervagen als fracties van een
seconde momenten voor het leven zijn.

(Koen Snyers)



Rouge absolu


ik tapoteer het kaarslicht op je teen, ga met een potlood
over je lippen, geen idee wat de volgende stap zal zijn

(Leen Pil)



verwacht vannacht geen wonder
de sterren zijn opgezet

(Luc Lavaert)






Ze opent de doos. Ze pakt uit met
verbeelding en een knipoog.

(Koen Snyers)



Als ze nu eens vakantie heette
dan werd er altijd verlangend naar haar uitgekeken.

(Linda De Bie)



papaverklanken bloeiden uit je mond je sprak
van tijd zo stoned als wat

(Edward Hoornaert)



Wij schijnen onvermijdelijk - 
het enige licht in een blind donker.

(Runa Svetlikova)



Voorbij het mysterie


Onder je bermuda vond ik 
dan die fameuze driehoek

(Luc Lavaert)



minnaars bezwijken aan de voordeur van het fatsoen
ze kiezen resoluut het achterpoortje

(Ingrid Strobbe)






OKTOBER 2014


Tussen de stenen staat een verhaal geschreven:
gebogen hoofden zien alles anders in.



(Gust Peeters)




je kijkt vanuit je glazen bak en ziet de hemel
waaien, ziet de tijd de zee verplaatsen, axolotl


(Luuk Imhann)



Tussen de regels van het leven door
lees ik vooral de witte vlakken.


(Gust Peeters)




g*d is een vierletterwoord
geloof is een perversie


(Akim A.J. Willems)



ook de vlinder zoekt een omslag
vindt zich in een ongeschreven boek geplet


(Luc Lavaert)



zij weet nergens van; vermoorde onschuld
bloedt tussen haar benen


(Akim A.J. Willems)





Het leven is een enkelvoudige zin. Er is slechts een einde.
Er is slechts een begin.

(Tom Driesen)



van mond tot mond stuwen vissen de stroom naar open zee
zilverstukken rusten op hun rug voor de oversteek


(Luc Lavaert)



koffers vol lege gedachten
slepen zich door het hoofd

(Geert Viaene)



het leven is een ademstoot ver
in en uit en afgelopen

(Michaël Van Caeneghem)



Bij vader word ik prinses.
Hij spant de kroon rond mijn gedachten.

(Ingrid Strobbe)



de nacht naait in en zingt
een mens schetst scheur om scheur


(Edward Hoornaert)






SEPTEMBER 2014


het telraam van de dagen stuk weet ik
niet meer wat onder en wat boven is

(Johanna Pas)



De wereld is zo hard als duizendmaal vallen
dus is zachtheid vast een wapen

(Tom Driesen)



Je spreken legde me het zwijgen op.
Monddood bleef ik achter.

(Ann Dewulf)



Hij is de uitgelezen man. Zij beminde hem
als boekdeel in de bibliotheek van haar minnaars.

(Ingrid Strobbe)



de economie verbrandt alles
zelfs kunstenaars worden uitgerookt

(Aloys Vonckx)



de nacht drijft als een gondel voor je uit
je dobbert in en uit je dromen

(Luc Lavaert)




Online met vakantie. Voor het eerst krijgt de spin
in de hangmat het recht om vergeten te worden.

(Leen Pil)



Op de rand van iets moois
is het zoeken welke kant op te springen

(Sharon Busschots)



Een mens zou uit inkt moeten bestaan
om zich neer te kunnen schrijven.

(Gust Peeters)




wie te veel kijkt in de spiegel
steekt zijn hoofd in het zand

(Aloys Vonckx)



er is in deze wereld niets 
dat zich van wolken onderscheidt

(Johanna Pas)



stappen in het donker zet je alleen
als het de goede kant opgaat

(Edward Hoornaert)






AUGUSTUS 2014


Uit een opengeknipt gevecht kwamen ze thuis.
Nog even zag ik ze gloeien.

(Karin Dée)



Ik zou willen dat hij gelijk had,
dat we stranden in het zicht van de haven.

(Leen Pil)



Met een nachtzoen splijt de maan,
wij dromen in alle jaloerse ogen.

(Karin Dée)



Zo boos is de aanhoudende regen in de mens
Zo triest zoekt die mens een handdoek bij de ander

(Ingrid Strobbe)



De kameleon op de muur die denkt dat ik hem niet zie
Ik wacht geduldig tot ik van hem mag houden

(Sharon Busschots)



Een verhaal voor de wereld, een verhaal voor mij
Hij liegt alvast tegen zichzelf

(Sharon Busschots)




op zee zijn schepen als huizen gehavend
landwrakken tegen hamerslagen water

(Luc Lavaert)



Van boom tot man, als de nood
het hoogst is zet dan de eerste stap

(Jan Van Gompel)



Het bed is door verlorenheid verbogen.
Een pyjama draagt de poten.

(Leen Pil)



In je rui schud je mijn veren van je af;
je komt liever naakt tot bloei.

(Kris De Lameillieure)



hij maakt een foto van haar woorden
laat hun oordeel aan het donker over

(Edward Hoornaert)



(puntdicht op vraag van de dichter
verwijderd)


(Hans Van Miegelbeek)





JULI 2014


Meezingers als begingeneriek klinken als toekomstmuziek
voor een vast verslaafd publiek.

(Yannick Moyson)



de mens schept zijn eigen god
weet zich gewetenloos loyaal

(Hans Van Miegelbeek)



kijk naar de vogelen des hemels
van vliegen moeten worden ze moe

(Edward Hoornaert)



mijn lief is een automobiel
zijn hart telt vier slagen

(Ingrid Strobbe)



Voetbalgekte

Een doelpunt is een orgasme dat alweer
niet kan wachten tot het volgende zich aandient.

(Jan Van Gompel)



Eens zullen we samen op een groot wit bed liggen
en het geluk delen van samen liggen op een groot wit bed.

(Kila van der Starre)





het kind is nog niet geboren maar
de uitzendrechten zijn al verkocht

(Hilde Van Cauteren)



alles heeft een gespierde naam,
ik begin bij de gemakkelijkste: ik

(Karin Dée)



de zee geeft nooit op
herpakt zich voortdurend in het stranden

(Luc Lavaert)



Op papier vleugelt ze zich breeduit.
Hij boekt haar voor jaren.

(Karin Dée)



Locked-in

teruggehaald open ik mijn ogen en hoor
hoe ik in mezelf ben buitengesloten

(Leen Pil)



Poëten creëren een wonderwereld
waarin we wakker worden met een kater.

(Geert Viaene)





JUNI 2014


het ochtendgloren fluistert zijn eerste woordjes
stopt zachthandig elk alarm

(Ingrid Strobbe)



stel een norm en meet mij af,
meet mij af van wieg tot graf

(Hilde Van Cauteren)



Ik drink geen thee
maar voor jou wil ik best doen alsof.

(Kila van der Starre)



Pinkstertongen

we likken het zachte gehemelte
en verslikken ons in het ijs

(Leen Pil)



De woordenworm weert wazige wegwijzers
ze leiden slechts tot dubbelzinnige zegswijzen

(Yannick Moyson)



Hij slaapt in een huis van gewapend
karton, eenzaamheid maakt kleine kamers

(Hilde Van Cauteren)






Ik werd een neuslengte van jou vandaan wakker
en telde je wimpers.

(Kila van der Starre)



Ik was als een stoppende roker,
zij de vastberaden sigaret.

(Jelmer van Lenteren)



hoe diep gaat je glimlach
of ligt hij enkel op je huid

(Liesbeth Aerts)



eenhoorn

waarheid laat zich vangen
door de leugen in haar schoot

(Luc Lavaert)



bruggen bouwen zegt de veerman
is zo nodig dwars gaan liggen op de stroom

(Edward Hoornaert)



Bij het breken van het brood
hoort toekomst aan de kruimels toe.

(Gust Peeters)





MEI 2014


het pakijs tilt zijn armen op, draait zijn torso
in een oeverloze twist

(Leen Pil)



De terugslag, bij de terugblik op het heengaan,
is genadeloos.

(Ives Artois)



Ik voel me guppy in een walvislijf
zoiets geeft ruimte maar geen stuurmanschap

(Tom Driesen)



de knijpbal stelt toekomstbeelden bij
beelden krijgen ballen

(Ingrid Strobbe)



Alle duiven zijn aanwezig.
Ik tel er ontelbaar veel.

(Dorien De Vylder)



Schrijven is schrappen
wat er nog niet staat.

(Geert Viaene)









Soms moeten de platste wormen
het woord opnemen en de hemel bestormen.

(Gust Peeters)



wij omhelzen het leven
knijpen het langzaam dood

(Luc Lavaert)



De menner viert de teugels.
Een uitgestorven manier van vertrouwen.

(Lisette Waterschoot)



Dapper is gewoon een
ander woord voor pottenbreker.

(Liesbeth Aerts)



in mijn hoofd ben ik met velen
maar mijn schaduw loopt alleen

(Tom Driesen)



het allerlaatste punt is dit
indruk van stilte meer dan slot

(Edward Hoornaert)






APRIL 2014


een vrouw als hefboom voor meer groei
tussen de benen trekt de liefde aan

(Edward Hoornaert)



Nu ze in de wolken schijnt,
vallen ladders in haar panty's

(D. Raven Dillan)



Voor het nabije wegen we dagelijks te zwaar
voor de verten te licht.

(Lisette Waterschoot)



en Van Gogh maar gekscheren
ooit word ik Vincent beroemd

(Luc Lavaert)



Onze bestemming moet ergens liggen.
We vinden die nu en dan.

(Lisette Waterschoot)



verdriet verkruimelt met open mond, staart zijdelings
naar brokken die nog moeten komen

(Leen Pil)









In mijn hoofd zit een zwartkijker
starend in een witte leegte.

(Yannick Moyson)



gelukkig is er nog seks om de
gaten te vullen in ons lek bestaan

(Jan Van Gompel)



In haar dwaze buik, vol en breed
loopt een verdwenen kind

(Leen Pil)



laten we dat nu nooit meer doen,
zonder meer doodgaan en niets of niemand achterlaten

(Jan Van Gompel)



uitgelezen het moment en verder niets
zo kwetsbaar als de tijd zelf is

(Edward Hoornaert)



De rivier drijft het ver – altijd 
voert ze haar bron mee

(Luc Lavaert)






MAART 2014


Doe af en toe eens
alsof je alle tijd van de wereld hebt.

(Dorien De Vylder)



de sneeuw bedeesd onder de mat geveegd
op de tast je adem krokuszacht je kus

(Luc Lavaert)



tussen het zingen,
doen wij de dingen.

(David Troch)



dat een steen te hard zou zijn om op te lezen
jouw rug te strak om over te schrijven

(Edward Hoornaert)



Rousseau vertikt het klokken van de tijd
ook het hart klopt klopt met regelmaat

(Luc Lavaert)



tot het laat genoeg werd, te laat
om te benoemen wat we hadden

(Edward Hoornaert)










Als een hart gebroken ligt
kan elk stuk verder stuk

(Lisette Waterschoot)



en nergens is haast;
een steen is een kei in duren

(Ann Van Dessel)



Waarom slikken we niet zoals jonge honden onze tanden door,
verbijten we met sprookjes onze pijn?

(Leen Pil)



Ik ski op zwarte sneeuw
de pistes blijven maar komen.

(Yannick Moyson)



Ik leer te conformeren, stem me af
op jouw getijden van welwillendheid

(Sara Eelen)



Geen enkel woord zou
nawoord moeten worden

(Lisette Waterschoot)






FEBRUARI 2014


vader ik wil dichter worden
flauwekul jongen geen woorden maar daden

(Jan Van Gompel)



het ochtendlicht valt tegen
en altijd naast het bord

(Tom Marien)



trapeze

hoog in de nok raken handen en ogen één tel, dan
in perfecte boog van wij terug naar ik en jij


(Erna Schelstraete)



multi-instrumentalist zkt eenmansorkest
het liefst een vrouw

(Luuk Imhann)



anderen moeten hun verleden taal
in onze openstaande sarcofaag hebben gelegd

(Lisette Waterschoot)



gisteren heeft mijn innerlijke ruimteschip
een nieuw orgaan ontdekt

(Luuk Imhann)



vijver vissen voeren paraplu water geven
huis binnen zetten niet vergeten voeten vegen

(Luc Lavaert)



Dat wij verloren zijn gevonden
te samen het meervoud van eenzaamheid

(Sara Eelen)



straat

het is de kunst
tussen de bumpers door te dansen

(Robin Ramael)



en dan weet je wat hij bedoelt
dat zijn hele aanwezigheid op vier dunne poten stoelt

(Tom Driesen)



het verleden, ach, ik kon er nooit een touw aan vastknopen
nu begrijp ik het en sleep ik het achter mij aan

(D. Raven Dillan)



zacht over de stekels wrijven zegt de gids
alsof hij in de bloem is gaan geloven

(Edward Hoornaert)





JANUARI 2014


littekens altijd maar weer dezelfde
vruchten plukken van

(Edward Hoornaert)



steeds verder mee met de tijd
scheurt het behangpapier

(Jasper Vangaever)



Ik ben niet doof en jij geen muziek.
Zo ongehoord klinkt dat niet.

(Josse Kok)



steeds vaster bij het raam
met één been in zijn jeugd

(Lieve Shukrani Simoens)



langzaam

De rook steekt kinderen aan,
loopt wijde rondjes rond een naam.

(Leen Pil)



uit een appel komt niets goeds voort
als we kwatongen mogen geloven

(Edward Hoornaert)



de zee kijkt in haar spiegel
een schip in achtervolging

(Luc Lavaert)



Variaties vinden een uitweg
ik zie een bocht in jouw motief.

(Jelmer van Lenteren)



zoals zij houdt van mij
zij houdt mijn graf schoon

(Luc Lavaert)



In de weerspiegeling van het water
het gesloten verbond tussen man en verdorven ziel

(Laura Mijnders)



rerum novarum

van de steken die god heeft laten vallen
alsnog een motiefje breien

(Tom Marien)



niets van dit alles overstijgt de ziel
het regent lichamen in het heelal

(Sarah Muzaffar)





DECEMBER 2013


ik maak een punt
van zwartwerk op het witte blad

(Tom Marien)



Wij slijten vlaggen, breken grenzen
beheren parken noch woestijnen

(Luc Lavaert)



nu wij in de ogen van zigeunervrouwen
dieper zinken dan in hun rokken

(Tom Marien)



Ik wou dat ik kon konfijten
wij met suiker bij, dat moet toch heerlijk zijn.

(Charlotte Van den Broeck)



Ook wij worden anders, trager,
krijgen schubben op onze schouderbladen.

(Charlotte Van den Broeck)



elk graf draagt een gezicht op handen
rust voeten in de uitgebloeide aarde

(Edward Hoornaert)



op het ritme van de inkt beweegt de veer
plooien de vingers een vogel van papier

(Edward Hoornaert)



vrijdenker denkt hij
gevangen in gedachten

(Jasper Vangaever)



Over mijn schouder lees je mee hoe niets
van mij nog bang is om zich bloot te geven.

(Paul Rigolle)



Er werd me een schip beloofd
dus wacht ik en hoop ik dat het zinkt vannacht

(Mattijs Deraedt)



dat alleen de smalste nek ter wereld
doorheen de strop kan zingen

(Luc Lavaert)



God is een boer die de tuin omploegt
en ik minister van binnenhuidse zaken

(Tom Driesen)





NOVEMBER 2013


je ontwaakt schiet wortel
zoekt grondig bodem op

(Luc Lavaert)



en als je me niet gelooft 
dan maak ik je iets mooiers wijs

(Tom Driesen)



Ik tel je vingers, het zijn er tien.
Je blijft me verbazen.

(Katelijne Sommen)



in je graf ligt nauwelijks geschiedenis 
enkel kist

(Joris Pinseel)



ook de bloesem moet zijn blaadjes
vroeg of laat lossen

(Tom Marien)



boom schorst groen
geeft geel voet aan de grond

(Edward Hoornaert)



alleen maar alles wil ik
en alles is slechts dit ene

(Jasper Vangaever)



Mijn tong wou haar zijn of de leegte tussenin
of de gulzige nacht, wil nog altijd zijn

(Mattijs Deraedt)



het koudst blijft de hand
die zich vergist

(Tom Marien)



Ik ben handgeschept
uit snippers van voorvaderen

(Tom Driesen)



seizoen stampei
kapseis getijdig

(Lieve Verbeeke)



tot je doornat bent
komt regen ongelegen

(Rino Feys)





OKTOBER 2013


snoept van het licht
zo breekt er ruimte aan

(Astrid Lampe)



ik stel je vragen en vind antwoorden
in de leemtes achter de tekens


(D. Raven Dillan)



witte strepen lucht haken zich
aan mijn mond, de longen leger dan ooit

(Mattijs Deraedt)



op de kaart zijn hele stukken leeg 
daar wil je heen om te zijn

(Luc Lavaert)



de zee speelt niet meer mee
het scheepje zit in de fles

(Luc Lavaert)






zijdelings zien kijk
en ik faliekant frontaal

(Lieve Verbeeke)



geloof me vrij, de dood is in de pot
de splinter nog steeds springlevend

(Edward Hoornaert)



achter de coulissen scheren silhouetten hoge toppen
vallen sterren in de ban van het publiek

(Edward Hoornaert)



eindeloos groot lagen wij uiteen
onder een koepel van ritselend water

(Mattijs Deraedt)



twee regels raak
lijnen lopen leeg

(Lieve Verbeeke)





SEPTEMBER 2013


de buik staat bol als wijn in overvolle glazen
het schenken wordt op luid gelach onthaald


(Mathijs Tratsaert)



freud freud fezelden de mensen
ik schrok wakker op de bank


(Luc Lavaert)



het golvende landschap sleurt je mee
de trein strijkt alle plooien glad


(Edward Hoornaert)



Omgekeerd was alles
later minder leeg


(Laura Mijnders)



Moeder

poncho over haar kind, ontgroeid
zodra het hoofd het gat vindt


(Reinout Verbeke)








luister aandachtig, de schaar tegen het oor gedrukt
want ook het ruisen moet je knippen


(Edward Hoornaert)



Zo mooi als de kunst van het liegen
is de waarheid niet


(Laura Mijnders)



Hoelang is het al
dat het eenvoudige van mijn tocht me verwart


(Bert Lema)



ik ben in de ban van de berg een mars van mens
de berg loopt met mijn tred gelijk maar vogelvrij


(Luc Lavaert)














GEDICHTEN, FOTO'S EN ANDERE TEKSTEN OP DEZE WEBSITE MOGEN NIET VERVEELVOUDIGD EN/OF OPENBAAR GEMAAKT WORDEN ZONDER VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING VAN DE AUTEUR.



  • een twee gedichten
  • 1P2
  • Brandpunt
  • PROJECTEN
  • ARCHIEF
  • Kopij
  • D&F
  • 1 2 WIE?